De laatste strohalm van inkopers: Ik bespaar, dus ik besta.
Vanuit inkoopperspectief doet inkoop het meer dan goed. Maar dat perspectief is verkeerd.
Inkoop leeft op een eiland. Wat wij weten, kunnen en doen is vanuit business perspectief volstrekt irrelevant.
Inkoop levert de verkeerde dingen aan de verkeerde mensen.
In voorbije crises waren besparingen een beproefde methode omdat het organisaties efficiënter maakte, het vet van het bot haalde. Maar zo doorgaan betekent dat we nu het bot van het bot halen.
Door scherp in te kopen slaagt inkoop er in zijn organisatie stelselmatig te voorzien van de zwakste leveranciers, van kwalitatief slechte producten en van de meest uitgewrongen dienstverlening.
Inkoop heeft geen natuurlijke vijand.
Kiezen we leveranciers om hun anorexia, of om hun competenties waarmee we onze doelstellingen kunnen realiseren?
Worden de business uitkomsten beter omdat we een inkoopafdeling hebben?
Inkoopmodellen en –templates zijn niet meer dan hulpmiddelen die we nodig hebben om ons iets eigen te maken. Vergelijk ze met een routebeschrijving. Die hebben we toch ook niet meer nodig wanneer we eenmaal de weg kennen?
Waarom sluiten we aan de lopende band contracten af als niemand er meer naar omkijkt?
Eén van de weinige manieren waarop organisaties waarde kunnen creëren is door dingen in één keer goed te doen (first time right-principe).
Bij aanbestedingen in de publieke sector is niet de behoefte maar de procedure centraal komen te staan. Dat moet omgedraaid worden.
Hoe incompetenter iemand is, hoe groter de kans dat hij dat zelf niet doorheeft.
Kansrijke belemmeringen.
Hoe meer voortgang we boeken, hoe verder de horizon.
De 80-jarige welvaart…